Tweehonderd jaar Sneeuwwitje en De Kikkerkoning

Tweehonderd jaar Sneeuwwitje en De Kikkerkoning

Op 14 juni jl. gaf de Duitse Post een speciale zegel uit met het thema “200 jaar Sprookjes van Grimm”.


Sprookjes van Grimm


Het overgrote deel van de sprookjes die we in onze jeugd te horen hebben gekregen, stammen van de gebroeders Grimm. In de sprookjesliteratuur onderscheiden we twee soorten sprookjes: de volkssprookjes die zoals de naam al zegt, afkomstig waren uit mondelinge overlevering (van moeder op kind) en de cultuursprookjes die bedacht en geschreven zijn door een auteur zoals bijv. Hans Christiaan Andersen. De gebroeders Jacob en Wilhelm Grimm waren als taalkundigen erg geïnteresseerd in de volkssprookjes die in hun eigen omgeving verteld werden. Deze sprookjes waren voor het grootste deel niet opgeschreven maar leefden voort doordat ouders ze aan hun kinderen vertelden, die ze op hun beurt weer aan hun kinderen vertelden. Er waren al pogingen gedaan deze verhalen op te schrijven maar erg systematisch was dat niet gebeurd. Hoe kon het dan dat de “Kinder- en huissprookjes” die de gebroeders Grimm in 1812 uitgaven wel een overweldigend succes werden?

De tijdgeest

Een eerste verklaring is dat de sprookjes bij deze uitgave qua tijd op vruchtbare bodem vielen. In het begin van de 19e eeuw ontstond het burgerlijke gezin, dat in Grimms sprookjes een waardevol pedagogisch voorleesboek zag waarin hun ide-alen over de opvoeding vorm kregen. Een tweede is dat de gebroeders Grimm, vooral Wilhelm, de sprookjes zo bewerkten dat ze pasten in het beeld dat men in de 19e eeuw had over het opvoeden van kinderen. Het is bepaald niet zo dat ze de verzamelde sprookjes in de oorspronkelijke vorm zoals ze die aangeleverd kre-gen, weergaven.

Het speurwerk

Aan de uitgave van 1812 was een enorme hoeveelheid werk voorafgegaan. De broers zochten niet alleen naar mondelinge bronnen maar speurden ook de Duit-se literatuur na op sprookjeselementen die in andere teksten verborgen zaten. Als ze het idee hadden dat zo’n episode stamde uit een mondeling overgeleverd verhaal, dan namen ze het op in hun bundel. De DDR gaf in 1985 een fraai velletje uit ter gelegenheid van de 200e geboortedag van de gebroeders Grimm die resp. in 1785 en 1786 het levenslicht zagen. Daarop zijn verschillende sprookjes afgebeeld, o.a. De gelaarsde kat.


Tweehonderdste geboortedag
van de gebroeders Grimm


Maar een belangrijk deel van het verzamelen werd verricht door medewerkers die sprookjes verzamelden. Lang werd geloofd dat sprookjes uit het gewone volk voortkwamen maar bij hun een levendig bestaan leidden. Jonge vrouwen uit die kringen zorgden voor het aanleveren van sprookjes. Assistenten van het eerste uur waren bijv. de domineesdochter Friederike Mannel, de apothekersvrouw Dorothea Wild en haar vier dochters en de drie dochters van de ambtenaar Hassenpflug. De Grimms zelf liepen dus niet, zoals vaak wordt geloofd, langs de deuren van de gewone man om verhalen op te schrijven. Wilhelm Grimm probeerde één keer bij de zg. sprookjesvrouw van Marburg verhalen los te krijgen. Hij zocht de oude vrouw op in het ziekenhuis maar er kwam geen woord uit. “Het orakel wilde niets zeggen” moest Grimm tot zijn verdriet constateren.

Originaliteit

De gebroeders Grimm stelden hoge eisen aan hun medewerksters. In 1811 schreef Jacob Grimm:
“We willen alles hoogst nauwkeurig, letterlijk opgeschreven hebben met alle zogenaamde onzin die er gemakkelijk in kan sluipen maar die nog gemakkelijker over het hoofd gezien kan worden bij een mogelijk herschrijven van een sprookje.” Opvallend is dat bij de uitgave van de sprookjes die ze zelf verzorgen het niet gaat om een letterlijke weergave maar om bewerkte versies. De Kinder- en Huis-sprookjes zijn daardoor geen echte volkssprookjes meer in de ware zin van het woord.

Over het ontstaan van de sprookjes valt nog wel iets meer te zeggen. Veel ervan ontstonden in de huisspinnerijen waar ongetrouwde vrouwen elkaar tijdens de wintermaanden troffen om te handwerken aan hun uitzet. Voor de gezelligheid vertelde men elkaar dan verhalen. Daarbij kwamen natuurlijk ook wel eens ondeugende of obscene passages voor die echter door de gebroeders Grimm direct verwijderd werden.

Onder de titel “Kinder- und Hausmärchen. Gesammelt durch die Brüder Grimm. Berlin, in der Realschulbuchhandlung.1812” werd het eerste deel van de sprookjesverzameling uitgegeven. Met Kerst 1812 lag de eerste oplage van 900 stuks in de winkel. Het boek bevatte 86 sprookjes, waarvan sommige in meer delen zodat er in totaal 100 titels in de inhoudsopgave stonden. Hoewel deze uitgave veel belangstelling kreeg, kwam het grote succes pas bij een kleinere uitgave in 1825 met sprookjes die vooral geschikt waren voor kinderen.

Aanpassingen

Ondanks hun gemeenschappelijke wetenschappelijke achtergrond verschilden Jacob en Wilhelm Grimm vaak van mening over de vormgeving van de sprookjes. Na de uitgave van 1812 kwam er veel kritiek omdat de sprookjes niet kindvriendelijk genoeg waren en de spreekstijl nogal onbeholpen was. Het opmerkelijke is dat er geen kritiek kwam op het feit dat de sprookjes allerlei ongeloofwaardige elementen bevatten, zoals betoveringen, gedaanteverwisselingen enz. Een kikker kan praten, een fee doet beloftes, dwergen verzorgen een meisje, Sneeuwwitje wordt weer levend door de kus van een prins enz.

Sneeuwwitje en de zeven dwergen

Kennelijk verbaast niemand zich daarover! Jacob Grimm zag de sprookjes in de eerste plaats als een wetenschappelijk project waarbij ze zo natuurgetrouw mogelijk moesten worden weerge-geven en weigerde daarin compromissen te sluiten. Hij trok zich terug uit het project en liet het werk verder aan zijn broer Wilhelm over. Die kwam aan de kritiek tegemoet door de teksten opnieuw te bewerken.


Blok met Rapunzel




Een voorbeeld van de manier waarop Wilhelm Grimm de sprookjes bewerkte, is een passage uit “De Kikkerkoning”.

Het sprookje van de Kikkerkoning

In de oorspronkelijke versie staat er:
“De jongste dochter van de koning ging naar het bos en ging aan de rand van een koele bron zitten. Toen nam ze een gouden bol en begon ermee te spelen, tot die plotseling in de bron viel….”

In 1857 wordt het na de bewerking door Wilhelm Grimm:
“In heel oude tijden, toen men nog geloofde in wensen, leefde er een koning met heel mooie dochters. Maar de jongste dochter was zo mooi dat zelfs de zon, die toch veel gezien had, zich verbaasde zodra hij haar in het gezicht scheen. Dicht bij het slot van de koning lag een groot donker woud en in dat woud onder een oude linde lag een bron. Als het heel warm werd ging het koningskind naar het bos en ging aan de rand van de bron zitten. Als ze zich verveelde nam ze een gouden bol die ze omhoog gooide en weer opving; dat vond ze haar leukste spel-letje. Toen gebeurde het een keer dat ze de gouden bol die ze omhoog gegooid had niet meer kon vangen, zodat deze op de grond viel en regelrecht het water in rolde….”

Door deze bewerkingen van Wilhelm Grimm werden de sprookjes veel geschikter om voor te lezen. Juist daardoor stegen de sprookjes nog meer in populariteit en volgden de uitgaven elkaar in steeds sneller tempo op.

Wetenschappelijke publicaties

Ook op andere gebieden van de literatuur bleven de gebroeders Grimm nauw samenwerken.

De gebroeders Jacob en Wilhelm Grimm

Gezamenlijk publiceerden ze 20 studies wat echter maar een klein gedeelte is van de 700 publicaties die ze hebben uitgegeven. Naast de sprookjes is hun werk aan het Duitse woordenboek, waaraan ze in 1849 begonnen, hun belangrijkste bijdrage aan de Duitse literatuur. Uit waardering voor hun werk werden beide benoemd tot hoogleraar aan de universiteit van Göttingen. Toen ze echter protesteerden tegen de opheffing van de grondwet in het koninkrijk Hannover, dat opgenomen werd in het Duitse Rijk, werden ze ontslagen. Jacob Grimm werd zelfs uit Göttingen verbannen. Het is terecht dat de Duitse Post aandacht besteed aan deze twee broers die ervoor gezorgd hebben dat wij, onze kinderen en kleinkinderen ons in de sprookjeswereld van onze jeugd hebben kunnen verliezen.

John Tolsma
Lit. Tanja Uhde – Gewonne Unschuld, DBZ 11/2012
Encyclopedie voor wereldliteratuur.




Centrum Philatelisten Vereniging Groningen Emmastraat 5
9722 EW Groningen
Tel: 050 - 525 96 10 info@philatelist.nl