De abdij van Orval, ofwel de Notre-Dame d'Orval

De abdij van Orval, ofwel de Notre-Dame d'Orval

België kent een rijke historie aan kastelen en abdijen. Zeer bekend mag toch wel worden genoemd de Abdij van Orval. Deze abdij is een zogeheten cister-ciënzer-abdij en is gebouwd in het Belgische dorp Villers-devant-Orval, een deelgemeente van Florenville in de provincie Luxemburg. Het klooster is voor-al bekend om zijn geschiedenis en geestelijk leven, maar ook om zijn trappistenbier en de typische trappistenkaas. De geschiedenis van de abdij gaat terug tot het jaar 1070. In dat jaar vestigden zich Italiaanse monniken in de Graafschap Chiny in België. Kort hiervoor waren de inwoners van Chiny begonnen met de bouw van een kerk. De monniken voerden nieuwe leefregels in en de kloosterlingen moesten in het vervolg leven volgens de regels van de kartuizers. De orde der kartuizers werd in 1084 gesticht door de heilige Bruno van Keulen. Hij was een Duitse priester en heeft ongeveer twintig jaar les gegeven aan de beroemde kathedraalschool van Reims. Een van zijn leerlingen was de latere paus Urbanus II. Bruno werd later bisschop van Grenoble. Het is een contemplatieve (beschouwelijke) orde van kluizenaars die toch in gemeenschap willen leven. Hun samenlevingsverbond is een compromis tussen afzondering (kluis) en gemeenschap. Zij verblijven alle dagen in afzondering behalve op zondag. De orde is altijd blijven vasthouden aan haar regel en de idealen van haar stichter. In het Latijn worden deze regels en idealen aangeduid als: numquam reformata, quia numquam reformanda, nimmer hervormd, omdat er nooit hervorming nodig was; of numquam reformata, quia numquam deformata, nimmer hervormd omdat het nooit vervormd is geweest. Strikt gesproken is een kartuizerklooster een laura, een gemeenschap van kluizenaars. Dit is ook aan de gebouwen te herkennen: aparte kluizenarijen in door muren omsloten tuintjes die door lange gangen met elkaar verbonden zijn. Op een centrale binnenplaats staan doorgaans een kerk en een groot houten kruis. Voor ieder klooster zijn/waren vaste grenzen aangewezen, waarbinnen de monniken zich mochten begeven voor enige ontspanning of een wandeling. Dit gebied moest ver genoeg van de bewoonde wereld af liggen.


Bruno van Keulen



Paus Urbanus II

De kartuizers hebben de naam de strengst levende monniken van het westerse kloosterwezen te zijn. Zelf zullen ze daar waarschijnlijk om glimlachen, al is die reputatie moeilijk te controleren, omdat ze nooit een stap buiten hun kloosters zetten en zelfs hun familie nooit zien en maar sporadisch schrijven. Ze spreken alleen met elkaar op een wekelijkse wandeling en op feestdagen, en dan nog zeer kort en blijven de rest van de tijd in hun kluis. Ze besteden zeer veel tijd aan het koorgebed, een uitgebreid Officie en dan ook nog dagelijks de getijden van de Heilige Maagd. Aan de andere kant leven ze zeer beschermd tegen het kabaal van de vroeg 21e-eeuwse consumptiemaatschappij. Toch staat daar dan weer tegenover dat ze wel zeer betrokken zijn bij de zorgen buiten de kloostermuren. Ze vinden daar zelfs hun bestaansrecht in door met hun gebed het leven van hun medemensen te willen helpen dragen. Om toe te treden kent men een bijzonder lang noviciaat, dat wel meer dan 7 jaar kan duren. In 1132 kwamen de kartuizers om verschillende redenen in problemen. Graaf Albert van Chiny vroeg aan Bernardus van Clairvaux om de stichting over te nemen. Deze stuurde zeven monniken, afkomstig van de abdij van Trois-Fontaines. De reeds aanwezige kanunniken wijdden de nieuwkomers in in de orde van de cisterciënzers.


De ruïne van de abdij na de brand

Rond 1252 werd het klooster vernield door een brand. De heropbouw nam ongeveer 100 jaar in beslag. Tijdens de 15e en de 16e eeuw vonden verscheidene oorlogen tussen Frankrijk en naburige regio's plaats (Bourgondië, Spanje), wat voor Orval gevolgen had. In 1637 werd de abdij opnieuw verwoest, maar ze werd weer opgebouwd. In 1793 werd de abdij definitief verwoest door de Franse revolutionaire troepen. De ruïne met bijbehorende grond werd verkocht en een eeuw lang gebruikt als steengroeve.

De moderne abdij

In 1926 schonken de toenmalige eigenaars de grond met de opstallen aan een in het leven geroepen stichting: l'abbaye de Notre Dame d'Orval, met de bedoeling er een nieuw trappistenklooster op te richten als dochtersafdeling van La Grande Trappe.


De nieuwe abdij van Orval

Tussen 1926 tot 1948 werd een geheel nieuwe abdij opgebouwd naar het ontwerp van architect Henri Vaes. In 1936 werd Albert-Marie Vander Cruyssen de eerste abt. De eerste monniken waren echter niet afkomstig van La Grande Trappe, maar van de Abdij van Sept-Fons. Zij keerden terug naar Europa nadat het hen niet was gelukt om in Brazilië een klooster te stichten.

Postzegels

Om de herbouw van de abdij te kunnen bekostigen werden verschillende inzamelingsactiviteiten gehouden. Met name de Belgische posterijen hebben hier aan mee gewerkt. Er werden speciale postzegels met toeslag uitgegeven. De verzamelaars van België onder ons zullen deze uitgiften zeker kennen maar ik noem ze toch maar:

15 september 1928: twee zegels uit een serie
t.b.v. het fonds voor de wederopbouw van de Abdij van Orval



19 augustus 1929: zegel uit de serie t.g.v.
de eerste steenlegging door Prins Leopold



in september 1929 werden zegels uit
deze serie met een golvende perforatie uitgegeven



15 oktober 1933: een zegel uit de serie t.b.v.
het fonds voor de wederopbouw van de abdij



20 juni 1939: idem



1 juli 1941: de zogeheten Monnikenreeks t.b.v. het fonds.
Ook werden bij deze emissie
twee velletjes uitgegeven



30 september 1942: een speciaal herdenkingsblad
met een oplage van 40.000 exemplaren
betreffende de "Heropbouw van Orval".
Dit was de laatste dag dat de zegels van
de Monnikenreeks mochten worden gebruikt



9 oktober 1943: de serie "Sierletters"
t.b.v. het fonds



26 juni 1971: een zegel vanwege het
900-jarig bestaan van de abdij

Ook de kaasmakerij (1931) en de brouwerij (1932) werden opgericht om de nodige financiële middelen te genereren. Toen de herbouw was voltooid werden deze inkomsten beschikbaar gesteld voor sociale en liefdadige doeleinden.

De legende

Aan de abdij van Orval is de legende verbonden van gravin Mathilde van Toscane. Deze zou omstreeks 1076 bij de bron in het dal van de abdij hebben uitgerust. Toen zij haar handen speels het water bewoog verloor ze haar trouwring. Deze ring was een aandenken aan haar overleden echtgenoot, Gotfried met de Baard. Ze smeekte en bad tot God om hulp. Na haar gebeden keerde ze terug naar de bron. Een forel kwam boven met haar trouwring in de bek. Daarop riep zij uit: "Dit is werkelijk een gouden dal!". In het Latijn: aurea vallis. In het Frans: Or vallee. Volgens deze legende is daarom de naam van dat gebied thans Orval.


Gravin Mathilde van Toscane



Godfried met de baard

Uit dankbaarheid besloot ze op deze gezegende plaats een klooster te stichten. De bron heet tegenwoordig de Mathildebron. De plaatselijke traditie wil dat elk jong meisje dat een geldstuk in de bron werpt binnen het jaar zal trouwen.


De forel met de ring in de bek staat afgebeeld op het etiket van de flesjes, de glazen en reclamepanelen van het Orval-Trappistenbier

Vanwege zijn uitzonderlijke schoonheid en bijzondere architectuur wordt het klooster van Orval ook wel het 'Versailles onder de kloosters' genoemd. De meeste trappistenabdijen beschikken over afzonderlijke verblijven voor gasten die voor gebed, meditatie, studie of rust zich een tijdje willen terugtrekken uit hun dagelijkse omgeving. Dat is ook mogelijk in Orval. Bezoekers zijn er welkom, mits zich aan enkele regels te houden, zoals het gezamenlijk gebruiken van de maaltijden zonder daarbij te converseren. Het abdijbier dat men er net als de trappisten kan drinken, is overigens met een alcoholpercentage van 3,5 % aanzienlijk lichter dan het commerciële Orval-bier dat een alcoholpercentage heeft van 6,2%. Er bestaat geen verplichting tot het bijwonen van de vaste gebedstijden zoals de metten, lauden enz., maar de kerk, die volgens de regel van Benedictus zeer sober ingericht is, staat altijd voor de gasten open. De gasten verblijven in het gedeelte van de abdij aan de binnenkoer, waar de dagtoeristen niet kunnen komen. De gasten kunnen gebruikmaken van een bibliotheek, van een refter en voor wandelingen van een deel van de bossen die tot het domein van de abdij behoren. Een gastenpater waakt over de gasten. Voor biecht, een gesprek of geestelijke bijstand is er altijd wel een monnik beschikbaar.

Gerrit van der Molen
Lit.: Diverse artikelen uit Wikipedia



Centrum Philatelisten Vereniging Groningen Emmastraat 5
9722 EW Groningen
Tel: 050 - 525 96 10 info@philatelist.nl