De Judenpost van Litzmannstadt-Getto in Polen

De Judenpost van Litzmannstadt-Getto in Polen

Een van de vele verschrikkingen tijdens de Tweede Wereldoorlog was ongetwijfeld het Getto van Lodz.

Afb. 1 & 2. Kaart van een deel van Polen met Lodz
en een plattegrond van het getto

Oprichting van het Getto

Op 10 december 1939 verzond de districtsvoorzitter van Kalisch (later Litzmann-stadt), Friedrich Uebelhoer, een circulaire om een getto te vormen in de stad Lodz. De brief bevatte orders om een getto te bouwen in het noorden van de stad, om het te scheiden van de rest van de stad en om de inwoners te bevoorraden. De brief eindigde met de verklaring dat de oprichting van het getto slechts een tussenoplos-sing zou moeten zijn en dat uiteindelijk "het getto en dus de stad Lodsch van Joden zouden worden gereinigd".

Alle niet-joodse inwoners moesten het gebied voor 30 april 1940 hebben verlaten, en tegelijkertijd werden nog eens 100.000 Lodzer-joden bij de reeds aldaar wonende 60.000 Joden ondergebracht. Het nieuwe, ongeveer vier vierkante kilometer grote "Joodse getto" werd onmiddellijk omringd door prikkeldraad en muren. Vanaf dat moment mochten de Joden zonder toestemming het getto niet verlaten. In een mededeling van de commandant van de Litzmannstadt Schutzpolizei, Walter Rudolf Keuck, van 19 mei 1940 stond dat, als er een poging werd ondernomen om het getto illegaal te verlaten, er direct en zonder waarschuwing zou worden geschoten. Voor de controle op de naleving van dit verbod werden gewapende SSWacheinheiten gestationeerd in wachttorens aan de rand van het getto.

Achtergrond

Het getto Litzmannstadt lag bij de oorspronkelijk stad Lodz. Deze Poolse stad werd na de Duitse inval in Polen in 1939 door de Duitse bezetter hernoemd naar het NSDAP-lid Karl Litzmann.


Afb. 3. Herinneringsbord van de naamswijziging van het Getto

Karl Litzmann werd geboren op 22 januari 1850 te Neuglobsow. Hij overleed op 28 mei 1936. Hij was tijdens de Eerste Wereldoorlog officier in het Pruissische leger. Later werd hij politicus en was lid van de NSDAP. In december 1932 opende hij de laatste vrije gekozen Reichstag van de Weimar-Republiek.

Afb. 4 & 5. Litzmann Chaim Mordechai Rumkowski

Lodz was van 1939 tot 1944 als Joodse woonwijk / joods getto onderdeel van het Duitse Rijk. Het was het langst bestaande nationaal-socialistische getto en het op een na grootste in Polen, na het getto van Warschau. Het diende, net als de andere nazi-gettos, vooral als een tussenstop voor de deportatie naar de 'vernietigings-kampen Kulmhof (Chelmno nad Nerem), Auschwitz II, Majdanek, Treblinka en Sobibor. Het overgrote deel van de inwoners van Lodz was Joods. Het getto werd opgericht onder leiding van SSbrigade-leider Johannes Schafer in het district Lodz en op 30 april 1940 mochten in het getto-deel de stad alleen nog maar Joden wonen. Vervolgens werd onder strikte voorwaarden een joods "zelfbestuur" geinstalleerd onder leiding van Chaim Rumkowski, maar dit bestuur viel wel onder Duits gezag. Chaim Mordechai Rumkowski (27 februari 1877 - 28 augustus 1944) was een Pools Joodse zakenman die door nazi-Duitsland was aangesteld als hoofd van de Raad van Ouderen in het Getto van Lodz. Het lukte hem om het getto om te vormen tot een industriele basis die oorlogsbenodigdheden vervaardigde voor de Wehrmacht. Hij was in de veronderstelling dat productiviteit de sleutel was tot het overleven van de Joden tijdens de Holocaust. Rumkowski is onder andere bekend geworden door zijn toespraak Give Me Your Children, die hij hield in een tijd waarin de Duitsers eisten dat hij zich zou houden aan de deportatie van 20.000 kinderen naar het vernietigingskamp Chelmno. In augustus 1944 werd Rumkowski met zijn familie met het laatste transport gedeporteerd naar Auschwitz. Zij werden daar op 28 augustus 1944 vermoord. Zigeunerkamp Tussen 5 en 9 november 1941 werden 5.007 Sinti en Roma gedeporteerd naar het getto en opgesloten in een apart gebied, het zogenaamde "zigeunerkamp" (tussen de straten Wojska Polskiego, Obroncow Westerplatte, Sikawska en Glowackiego). Onder deze gevangenen waren 2.689 kinderen. Rond 2000 "zigeuners" werden gekozen uit de geinterneerden in het kamp Lackenbach (toen Gau Niederdonau), de resterende 3015 kwamen uit het district Stiermarken: 2011 daarvan uit het district Oberwart van het verzamelkamp Pinkafeld, 1004 uit de resterende Gaubezirken uit het verzamelkamp Fursten-feld. De districtsbestuurders waren verantwoordelijk voor de selectie.

Er waren geen sanitaire voorzieningen of kookfaciliteiten in het zigeunerkamp. Binnen een paar weken stierven honderden mensen aan honger en tyfus. Van daaruit vonden tussen 5 en 12 januari 1942 deportaties plaats die leidden tot de massamoord in het vernietigingskamp Kulmhof. De enige toegang tot dit deel van het kamp was in die tijd in het huis nr. 99 Brzezinska Street (nu Wojska Polskiego). De in het getto vermoorde of overleden personen werden begraven in massagraven op de joodse begraafplaats. Levensomstandigheden Vanaf het allereerste begin waren de leefomstandigheden in het getto inhumaan: de bewoners leden aan ondervoeding, stierven in grote aantallen aan ziektes of vroren in de winter dood. Sommigen van hen stierven op straat. Steeds meer mensen, vooral uit West-Europa, werden door de SS gedeporteerd naar het concentratiekamp “getto Litzmannstadt” vanwege hun registratie als Jood. Tussen 1940 en 1944 stierven 43.441 mensen in het getto. In mei 1941 waren er ongeveer 20.000 geinfecteerd met tuberculose. In 1940 waren er 39.559 kinderen in het getto, 20.318 jongens en 19.241 meisjes onder de leeftijd van 14. In 1941 kwamen er nog eens 2.538 uit andere gebieden bij. Tot 1942 werden er nog 347 kinderen geboren in het getto. Dat jaar leefden er slechts 11.329 jongens en 10.598 meisjes in het getto Litzmannstadt. Om achteraf verklare redenen waren er 18.000 verdwenen.


Afb. 6. Weinig Joden op straat in het getto

Vormen van exploitatie

De nationaalsocialisten zagen in het Joodse volk alleen "menselijk materiaal" met een groot potentieel aan werkkrachten. Ze wilden ze zo goed mogelijk benutten: dwangarbeiders uit Litzmannstadt waren goedkoop voor de werkgevers, bijna gratis, omdat van iedere vijf Reichsmark, die elk van de 70.000 gedwongen arbeiders opbrachten, slechts 30 Reichspfennig aan arbeidskosten moest worden betaald. Onder de belangrijkste klanten die goedkope productie in het getto afnamen, waren de bedrijven Josef Neckermann en Heinrich Leineweber. Bovenal werden er solda-tenuniformen, laarzen, wapenonderdelen en munitie vervaardigd.. De belangrijkste transportverbinding naar buiten was het Radegast-station, waar grondstoffen en voedsel werden afgeleverd en de afgewerkte producten werden weggevoerd totdat Radegast uiteindelijk ook vertrekpunt van deportatie naar de vernietigingskampen werd.


Afb. 7. Het Radegast-station

Door hun 'oorlogsbelangrijke' activiteit hoopten veel Joden te ontsnappen aan deportatie. Het bezit van de Joden werd ook regelmatig door de Duitsers in beslag genomen. Terwijl het getto, dat werd gerund door de Bremer koopman Hans Biebow, de goederen van het getto als zijn eigendom beschouwde, namen verschillende andere Duitse autoriteiten goederen uit het getto in beslag. Ook een kennisgeving van de politievoorzitter van december 1939 en een circulaire van de districtsvoorzitter van 4 maart 1940 veranderden daaraan niets. Zo nam de criminele politie, wiens taak het voorkomen van mensensmokkel was, voornamelijk goud en sieraden in beslag. De Duitse bezetters delegeerden bijna de gehele "Litzmannstadt getto" -organisatie aan hun slachtoffers - van de verdeling van inadequate en inferieure voedselrant-soenen aan de bewoners en de verdeling van dwangarbeid tot de samenstelling van de transportlijsten voor de deportaties naar de vernietigingskampen. Voor dit doel – zoals ook in andere getto's gecreëerd door de nationaalsocialisten - werd een Judenrat aangesteld, die de opdracht kreeg om bovengenoemde taken uit te voeren. De benoeming van de Judenrat vond plaats op 13/14 oktober 1940. Chaim Rumkowski, als de "Joodse kampoudste van Litzmannstadt," werd haar leider die in werkelijkheid geen onafhankelijke beslissingen kon te nemen. Dit was de zelfde structuur als die in Kamp Westerbork.

Als afdelingen bestonden:

* De "Centrale": als centraal secretariaat voor de correspondentie met de Duitsers en de hele administratie.
* Het Registratiekantoor: een centraal bureau opgericht op Duitse bevel, dat de persoonlijke gegevens van alle gettobewoners registreerde.
* De Afdeling Statistiek: voor de kwantitatieve registratie van alle levens- en werk- gebieden van het getto.
* De Ordnungsdienst (OD): een kamppolitie met 850 tot 1.200 leden op verschillende afdelingen die diende om orde en veiligheid in het getto te handhaven.
* De spoedrechtbank: de rechtbank die op 11 maart 1941 werd ingesteld moest onderhandelen over persoonlijke en strafzaken. Gedetineerden werden naar de centrale gevangenis gestuurd om hun straf te ondergaan. Deze gevangenis was gebouwd op Duitse bevel.
* Het Supply Department: het beheer van voedsel en medicijnen die het getto heeft ontvangen van de Duitse autoriteiten.
* De Afdeling Huisvesting: om de leefruimte te beheren.
* De Gezondheidsafdeling: voor het beheer van alle ziekenhuizen, apotheken, nooddiensten, medische diensten, verpleeghuizen, weeshuizen.
* De School Afdeling: het beheer van de scholen in het getto en de Marysin Homes.
* Het Centraal arbeidsbureau.
* De Ghetto Gazette in het Jiddisch (4 maart tot 21 september 1941).
* De Hervestigingscommissie: een bureau dat op Duits bevel is opgericht om lijsten op te stellen voor transporten, deportaties, enz.


Al deze en andere instellingen zouden, naast het verlichten van de werkdruk van de SS, ook aan Polen en Poolse Joden de indruk van normaliteit en een serieus Joods "zelfbestuur" moeten geven.

Op 24 juni 1940 publiceerde de Joodse kampoudste Rumkowski de aankondiging dat vanaf 28 juni 1940 alleen getto-geld, Rumkowski noemde die Markbonnetjes, konden worden gebruikt voor betalingen in het getto.


Afb. 8. Getto-geld, biljet van 1 Mark

Postdiensten

Er werden verschillende kleine postdiensten en postbussen opgezet, waarbij de postdienst alleen voor het getto was bestemd. In 1944 werden zelfs eigen zegels uitgegeven. Judenpost, eigenlijk "Judenpost Litzmannstadt-Getto", was de officiele naam voor de postdienst in het getto Litzmannstadt. In de Michelcatalogus worden deze zegels ook wel aangeduid als Ghettopost, De gedeporteerde Joden onder-hielden hun eigen postdienst en gaven ook hun eigen zegels uit.

Een aantal voorbeelden van brieven, poststukken en ander materiaal van en naar Litzmannstadt waarvan er vele bewaard zijn gebleven:

Afb. 9 & 10. Kaartje met adresgegevens in het getto
en de voorgedrukte mededeling “befindet sich gesund”
(verkeert in goede gezondheid)



Afb. 11. Geweigerde briefkaart (Inhalt unzulässig)
met de mededeling “Deutsch schreiben”




Afb. 12. Waardebon, de tekst spreekt voor zich

Postzegels Voor zover bekend bestaan er drie verschillende zegels met de frankeerwaarde van 5, 10 en 20 pfennig. De eerste twee zegels, 5 pfennig, kleur vermiljoenrood en 10 pfennig, kleur olijfgroen, uitgegeven op 1 maart 1944, werden op kartonachtig papier gedrukt en de tweede emissie, 5 pfennig, kleur donkerblauw, 10 pfennig, kleur donkergroen en 15 pfennig, kleur donkerbruin, werd 1 dag later uitgegeven en werd op gestreept papier gedrukt. De tekening omvat naast het opschrift "JUDENPOST Litzmannstadt-Getto" en de aanduiding van waarde met de Davidster erachter, een portret van Chaim Rumkowski, een gestileerde afbeelding van de (dwang)arbeid in het getto voor textielfabrieken en fabrieksschoorstenen. Deze zegels werden al snel verboden door de Duitse autoriteiten en waarschijnlijk grotendeels vernietigd.

Afb. 13. Enkele van de uitgegeven zegels, ongebruikt,
gebruikt met het stempel “Ghetto”
en de onderste op kartonpapier

Filatelistisch gezien horen de weinige overgebleven zegels totj de Duitse postge-schiedenis omdat Litzmannstadt ten tijde van de uitgifte als een Duitse stad werd beschouwd. Dit blijkt ook uit de frankeerwaarde die wordt gegeven in pfennig en niet in de zloty zoals destijds werd gebruikt in het in Polen liggende Duitse bezettings-gebied Generalgouvernement.

Einde van het getto

Onder de druk van het oprukkende Sovjetleger begon de geleidelijke ontbinding van het getto van Litzmannstadt. Oorspronkelijk was Himmler van plan om het getto in een concentratiekamp te veranderen. In plaats daarvan werden de quota voor deportatie bij de Judenrat verhoogd. Veel van de zigeuners werden vergast in Auschwitz. Jonge en gezonde Joden werden echter ook in grote aantallen naar de vernietigingskampen gestuurd of als zogenaamde "transit-joden" naar Duitsland gestuurd voor dwangarbeid in de wapenindustrie. In 1944 werden bijvoorbeeld enkele honderden Joodse vrouwen overgebracht naar de satellietkampen van Flossenburg in Freiberg (500), Oederan (200) en Hainichen (150). Op 28 augustus 1944 werd Chaim Rumkowski met zijn gezin vermoord in het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. De liquidatie van het getto Litzmannstadt vorderde zo snel, dat op 19 januari 1945 slechts 870 leden van een opruimingsdetachement, 30 kinderen en 80 volwassenen werden bevrijd door het binnenvallende Sovjetleger. Ze hadden zich voor de deportaties kunnen verbergen.


Afb. 14. Henryk Ross met zijn “Leica” in de aanslag

Een van de fotografen van de statistiekafdeling, Henryk Ross, was ook in dienst in het opruimingsdetachement. Hij bewaarde zijn opnames en diende een selectie daarvan in bij de Eichmann-rechtszaak in 1961 in Israel.

Holocaustherdenking Radegast

In 2005 werd een Holocaustmonument ingewijd op de plaats van het voormalige Radegast-station (Radogoszcz, Polen). In de periode van 16 januari 1942 tot 29 augustus 1944 werden meer dan 150.000 Joden van dit station naar de vernieti-gingskampen Kulmhof en Auschwitz vervoerd. Het monument omvat het houten stationsgebouw, waar een museum werd opgericht, een authentieke trein van de Reichsbahn, grafstenen en plaquettes, en een tunnel die leidt naar een monument dat in 2003 door Czeslaw Bielecki werd opgericht in de vorm van een crematorium-achtige toren met de inscriptie "Gij zult niet doden". Dit symboliseert de weg naar de vernietigingskampen. In de directe omgeving van het voormalige getto. In het kader van de herdenking van de 60e verjaardag van de bevrijding van het getto, werd in Park Seraflatsy een park van overlevenden, met een oppervlakte van ongeveer 8,5 hectare, gecreëerd. Het initiatief kwam van Halina Elczewska, een overlevende van het getto. Ze plantte ook de eerste "geheugenboom" ter herinnering aan het verle-den. Nog 363 bomen werden geplant door andere overlevenden. Het is het jongste park van Lodz.


Afb. 15. Het holocaustmonument bij het Radegast-station

Foto's uit 1940-1944

Er zijn duizenden foto's tussen 1940 en 1944 genomen door Joodse fotografen in het getto. De bijna 12.000 overgebleven afdrukken bevinden zich nu in Archiwum Panstwowe w Lodzi (Rijksarchief Lodz). Omdat er weinig foto's, genomen door Duitsers, van de Joodse getto's bestaan in het bezette Polen, neemt deze fotocol-lectie een speciale positie in in de geschiedenis van de wetenschap. 50 Foto's uit deze collectie, die te zien zijn op een tentoonstelling, geven een overzicht van het leven van de Joden, de Sinti en de Roma in het getto. Alle foto's werden genomen in opdracht van de Joodse Raad van Litzmannstadt.

Gerrit van der Molen

Lit.:
Diverse artikelen Wikipedia
Postzegels van het Ghetto van Litzmannstadt in eigen bezit
Ghettopost Litzmannstadt van AG-raad Martin Opitz




Centrum Philatelisten Vereniging Groningen Emmastraat 5
9722 EW Groningen
Tel: 050 - 525 96 10 info@philatelist.nl