Amundsen, de ontdekker van de Zuidpool Eén van de bekendste poolreizigers was ongetwijfeld de Noorse ontdekkingsreiziger Roald Engelbregt Gravning Amundsen. Hij werd op 16 juli 1872 geboren in Borge. Deze plaats maakt heden ten dage een deel uit van Frederikstad, en ligt in de provincie Østfold in het zuidoosten van Noorwegen. In zijn familie kwamen veel scheepseigenaars en kapiteins voor. Toen Fridtjof Nansen in 1888 vanuit Noorwegen de oversteek naar Groenland maakte om dat gebied te verkennen werd Amundsen nieuwsgierig en besloot om zich op het pad van de ontdekkingen te begeven. De ondernemende Amundsen monsterde aan als tweede stuurman op een scheepsexpeditie in de jaren 1897 - 1899 naar Antartica. Deze expeditie werd geleid door Adrien de Gerlache. Het schip waarop Amundsen had aangemonsterd, de Belgica, was voor zover bekend, het eerste schip dat moest overwinteren op Antartica nadat het vastgevroren raakte in het pakijs van de Bellingshausenzee.
Afb. 4. Adrien de Gerlache met op de achtergrond de Belgica Dit gebied was nog niet in kaart gebracht waardoor ook de werking en kracht van het pakijs aldaar nog onbekend waren. Aan boord bevond zich tevens een Amerikaanse ontdekkings- en poolreiziger, Frederick Cook. Afb. 5. Frederick Cook Doordat Cook de bemanning verplichtte vers zeehondenvlees te eten in plaats van ingeblikt vlees werd naar alle waarschijnlijkheid scheurbuik voorkomen. Dit was een belangrijk gegeven voor Amundsen en hij maakte op zijn latere reizen dankbaar gebruik van deze wetenschap. Toen Amundsen er achter kwam dat volgens een geheime overeenkomst de Belgica steeds onder een Belgische gezagvoerder moest varen, nam hij ontslag omdat hiermee zijn kansen waren verkeken om de kapitein op te kunnen volgen en volgens zijn inzichten en ideeën ontdekkingen te kunnen doen. Afb. 6. De Gjøa In 1903 vertrok Amundsen als expeditieleider aan boord van de Gjøa om als eerste de volledige noordwestelijke doorvaart te maken. Ze reisden via de Baffinbaai bij Canada tot aan de noordelijke kust van Alaska waar het lukte om met het schip twee overwinteringen te doorstaan. Tijdens deze periode bestudeerde hij de noordelijke volkeren. Hij nam al snel hun kledingstijl over en leerde van hen het rijden met de hondenslee. Het schip verliet de Arctische Archipel op 17 augustus 1905 en op 26 augustus had Amundsen een ontmoeting met de Charles Hanson uit San Francisco. De Gjøa raakte echter opnieuw ingevroren, en om het nieuws van de geslaagde doorvaart bekend te maken, reisde Amundsen skiënd en per hondenslee naar de dichtstbijzijnde telegraafpost, zowat 800 kilometer verderop. Een jaar later bereikte zijn schip uiteindelijk de Beringstraat. Hij had hiermee voor zijn gevoel een heel belangrijke reis volbracht. Hierna besloot Amundsen om naar de Noordpool te gaan. Toen begin september 1909 bekend werd dat Frederick Cook, en enkele dagen later Robert Peary beweerden de Noordpool te hebben bereikt, besefte Amundsen dat de expeditie naar de Noordpool die hij aan het voorbereiden was, zijn belangrijkste doel kwijt was. Nog diezelfde maand veranderde hij zijn plannen radicaal en besloot hij naar Antartica te gaan en een poging te wagen om de Zuidpool te bereiken. Dit plan hield hij echter geheim. Alleen voor enkele ingewijden zette hij zijn nieuwe plannen uiteen. Pas na zijn vertrek met de Fram in augustus 1910 maakte hij van een tussenstop in Funchal gebruik om zijn expeditieleden op de hoogte te brengen van zijn plannen. Afb. 7. Robert Peary Afb. 8. De Fram Hoewel totaal verrast door de mededeling gingen alle expeditieleden akkoord met zijn plan, ook al bood Amundsen hen de mogelijkheid hun contract te verbreken. Zijn broer Leon maakte het nieuws openbaar tijdens een persconferentie in Oslo op 1 oktober, en via een telegram werd ook Robert Falcon Scott verwittigd. De leider van de Britse Zuidpoolexpeditie ontving het nieuws toen hij op 12 oktober aanmeerde in Melbourne. Scott was toen op weg naar Antarctica in een poging om zelf de pool te bereiken. Hij kon aanvankelijk maar moeilijk begrijpen wat Amundsen precies bedoelde met zijn korte bericht "Beg leave to inform you Fram proceeding Antarctic. Amundsen", en het zou nog enige tijd duren voordat hem duidelijk werd dat de tocht naar de pool een wedstrijd zou worden. De Fram voer op 3 januari 1911 het pakijs in en kwam drie dagen later weer in het open water van de Rosszee. Op 11 januari kwam het Ross-ijsplateau in zicht en op 14 januari werd aangemeerd in de Bay of Whales. Omdat hij er van was overtuigd dat het ijs hier op vaste ondergrond lag besloot Amundsen hier zijn uitvalsbasis Framheim te bouwen. Afb. 10. De uitvalsbasis Framheim Hier bestond niet het risico dat de basis kon afdrijven. Zijn basis lag op 78°28' ZB, zowat 90 km dichter bij de pool dan de basis van Scott op Kaap Evans in McMurdo Sound, maar deze kon voortborduren op de bekende route van Ernest Shacktleton die in 1909 tot op 150 km van de pool gekomen was. Amundsen zou zijn eigen weg moeten vinden door het Transantarctisch Gebergte.
Afb. 11b. De tocht naar de Zuidpool weergegeven op een serie postzegels Eind januari was de basis volledig klaar en startte de voorbereiding van de pooltocht, die gepland was na de winter. In de ochtend van 4 februari kwam er onverwacht bezoek, de Terra Nova, het expeditieschip van Scott, die ondertussen zelf op zijn basis aan de slag was, deed de baai aan in de hoop er onder leiding van Victor Campbell aan land te gaan om het nog onbekende King Edward VII Land te kunnen verkennen. Het zien van de Fram en de Noorse expeditie was voor de Britten een grote tegenvaller. Zij hadden tot dan toe geen idee gehad van Amundsens precieze plannen, en zagen nu hoe hun directe concurrent zich een uitstekende uitgangspositie had verworven. Na wederzijdse bezoeken aan boord en een bezoek aan Framheim, voer de Terra Nova terug naar McMurdo Sound om Scott op de hoogte te brengen. Tijdens de resterende twee zomermaanden werden vanaf de basis drie voedseldepots aangelegd op 80, 81 en 82° zuiderbreedte. Zowel de route tot 82° als de depots zelf werden volgens een precies systeem bewegwijzerd, zodat ze ook bij slecht zicht gemakkelijk terug te vinden zouden zijn. De overwintering in de hut werd gebruikt om de uitrusting systematisch aan te passen op grond van de ervaringen opgedaan tijdens de depottochten. Er werden nieuwe, lichtere tenten met ingenaaid grondzeil en een enkele centrale tentstok gemaakt om het opzetten bij sterke wind mogelijk te maken. De oorspronkelijk witte stof werd zwart gekleurd om de zichtbaarheid te vergroten, de ogen rust te gunnen en de zonnewarmte beter vast te houden.Het gewicht van de standaardsleden werd van 50 kg tot 35 kg teruggebracht, en drie extra lichte sleden van 24 kg werden ter plekke gemaakt door Olav Bjaaland. De sledekisten werden 3 kg per stuk afgeschaafd en voorzien van een opening bovenaan, zodat proviand en materiaal direct bereikbaar werden en de tijd en energie nodig om de kisten te lossen en laden onderweg uitgespaard werden. De skibindingen werden demontabel gemaakt zodat de honden de hielriemen niet zouden opeten. Afb. 12. Russisch poststuk met o.a. een zegel van Amundsen Amundsen begon zijn tocht naar de Zuidpool op 8 september 1911 samen met zijn zeven expeditieleden. Al snel na de start daalde de temperatuur tot onder -50 °C en zag hij zich gedwongen terug te keren om beter weer af te wachten. De te vroege en mislukte start gaf op de basis opnieuw aanleiding tot openlijke kritiek op Amundsen door Hjalmar Johansen en Kristian Prestrud die zich op de overhaaste terugreis aan hun lot overgelaten hadden gevoeld. Amundsen besliste daarop hen beiden niet langer mee te nemen naar de Zuidpool en eiste van alle anderen apart en in het geheim een eed van trouw aan hem. Het was nu wachten op beter weer voor een nieuwe poging. Op 19 oktober vertrok hij met vier teamleden. Elk van zijn teamleden had een slede die werd getrokken door 13 honden. De route liep pal zuid over het Ross-ijsplateau. Al na vier dagen bereikten ze, ondanks slecht zicht en moeilijk terrein, het depot op 80°. Afb. 13. De route naar de Zuidpool Daar werden de sleden volgeladen en werd twee dagen rust gehouden. Op 3 november werd het laatste vooraf aangelegde depot op 82° gehaald en op 15 november stonden ze op 85° ZB aan de voet van het Transantarctisch Gebergte. Terwijl Amundsen voor de tocht over het Ross-ijsplateau kon teren op de ervaringen van eerdere expedities en zijn eigen depottochten, stond hij nu voor volledig onbekend terrein. Afb. 14. Amundsen op weg naar de Zuidpool Hij koos voor een route over de gletsjer die vrijwel vlak voor hen lag op de directe route naar de pool, die hij naar een van zijn belangrijkste sponsors de Axel Heiberggletsjer noemde. In vier dagen klaarden ze de klus en op 21 november bereikten ze het Antarctisch Plateau. Boven gekomen werden, zoals vooraf gepland, in het kamp 24 honden gedood om de overblijvende dieren voedsel te verschaffen. Op 25 november begon de tocht over de hoogvlakte, maar sneeuwstormen en bijzonder slecht terrein vertraagden de voortgang. Op 7 december sneuvelde het record van 88°23' ZB dat Ernest Shackleton in 1909 had neergezet, waarna op 14 december 1911 met de zestien overblijvende honden de Zuidpool bereikt werd. Afb. 15. De Zuidpool is bereikt Afb. 16. De Zuidpool Afb. 17. Het verslag van de reis Afb. 18. De tocht naar de Zuidpool en het verslag van de reis vastgelegd Om zeker te zijn van zijn zaak nam Amundsen drie dagen de tijd om de nodige astronomische metingen te doen om de precieze plaats te bepalen. Afb. 19. Een tocht naar de Zuidpool weergegeven op postzegels Bovendien liet hij zijn metgezellen extra tochten maken om de poolzone verder af te bakenen. Bij zijn vertrek, drie dagen later, liet hij in een reservetent, samen met enige uitrusting, een bericht achter voor Scott met de vraag een in de tent achtergelaten brief gericht aan koning Haakon VII mee te nemen. Dit deed hij uit voorzorg voor het geval dat zijn terugtocht fataal zou aflopen. De brief werd later gevonden bij het lichaam van de overleden Scott. De terugtocht, nu meestal met rugwind en over een goed bebakende route, werd voltooid in 42 dagen (terwijl de heenreis 56 dagen had geduurd) en leverde geen noemenswaardige problemen op. Op het Ross-ijsplateau werd soms tot 34 zeemijl per dag afgelegd. Om 4 uur 's morgens op 25 januari was het gezelschap terug in Framheim. Afb. 20. Kaart verzonden vanaf het poolstation De Fram keerde op 8 januari terug naar de Bay of Whales nadat maandenlang oceanografisch onderzoek was verricht. Op 30 januari werd koers gezet naar Hobart in Australië dat op 7 maart bereikt werd. Pas toen werd het succes van Amundsen bekendgemaakt. Zijn reis beschreef hij in een boek dat in 1913 in Engelse vertaling verscheen: The South Pole: An Account of the Norwegian Antarctic Expedition in the "Fram", 1910-1912. Een Nederlandse vertaling, Aan de Zuidpool, kwam in hetzelfde jaar uit. In het Amsterdamse Concertgebouw gaf Amundsen in 1912 een uitvoerige toelichting over zijn reis naar de Zuidpool. Vanaf 1918 heeft Amundsen nog diverse expedities en reizen ondernomen. Zo wilde hij onder meer bewijzen dat een doortocht door de Noordelijke IJszee naar Alaska mogelijk moest zijn. Op 16 juni vertrok hij met het schip de Maud uit Tromsø. Bijna meteen kreeg het schip echter te kampen met onverwacht veel drijfijs. Amundsen besloot daarop op 18 september om te overwinteren aan de noordkust van Siberië bij Kaap Tsjeljoeskin. Afb. 21. De Noordelijke IJszee Afb. 22. Kaap Tsjeljoeskin De problemen stapelden zich echter op en eind september liep Amundsen een breuk op aan zijn linkerschouder bij een zware val. De wonden waren nog maar net geheeld of hij werd op 8 november aangevallen door een ijsberin, die hem vier diepe rugwonden toebracht. Pas op 18 januari 1919 kon het schip weer uitbreken uit het ijs. Maar ook in de daaropvolgende maanden kwam het schip slechts langzaam vooruit. Op 23 september van dat jaar was Amundsen gedwongen opnieuw te overwinteren aan de kust van Siberië, ditmaal bij het eiland Ajon. Plannen om de noordpool per slede te bereiken werden opgegeven. Amundsen besloot tijdens de tweede overwintering om alleen nog naar Alaska te varen met zijn schip en zich niet meer mee te laten voeren door het pakijs. Een aantal bemanningsleden bezochten en onderzochten de lokale bevolking van de Noord-Siberische kust en Amundsen verleende twee mannen toestemming om naar Dikson te reizen, maar zij kwamen onderweg om het leven. Pas begin maart 1920 wist de Maud weer aan het ijs te ontsnappen. Tegen die tijd was de motivatie bij alle teamleden gedaald tot een dieptepunt. Op 20 juli 1920 bereikte het schip uiteindelijk, na twee jaar, de haven van Nome in Alaska. Amundsen vloog van daaruit naar Seattle, en de rest van de reis van de Maud verliep daarop zonder hem. Afb. 23. De Italiaanse piloot Nobile Amundsen verdween in 1928 bij een vliegtuigcrash in de Noordelijke IJszee tijdens een reddings-missie voor Nobile, die tijdens zijn tweede poolreis met de Italia gestrand was. Zijn vliegtuig werd nooit teruggevonden. In februari 2009 startte de Noorse Koninklijke Marine een nieuwe zoektocht naar het lichaam van Amundsen. Op 5 september 2009 werd bekend dat de marine niet in haar missie geslaagd was. Het lichaam van Amundsen is tot op heden niet gevonden. Alhoewel ik bewust gekozen heb om meer uitgiftes van postzegels van andere landen dan Noorwegen te gebruiken hierbij toch een Noors herdenkingsvelletje. Op de beide zegels boven ziet u afbeeldingen van Amundsen en Nansen. Afb. 24. Noors herdenkingsvelletje De zegels op dit door de Noorse Filatelistenbond uitgegeven velletje waren echter niet geldig voor frankering. Gerrit van der Molen Lit.: Diverse artikelen uit Wikipedia en diverse boeken over ontdekkingsreizigers. Met dank aan Hans Reus en John Tolsma voor het aanreiken van filatelistisch materiaal. |
Centrum Philatelisten Vereniging Groningen Emmastraat 5 9722 EW Groningen Tel: 050 - 525 96 10 info@philatelist.nl |