Alexine Tinne: een Haagse dame met pit

Alexine Tinne: een Haagse dame met pit

In 2013 gaf PostNL een velletje uit gewijd aan bijzondere vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis. Eén daarvan is de Haagse freule Alexine Tinne die wel een heel bijzondere levensloop kent. Reden genoeg om eens aandacht aan haar te besteden. Haar leven was maar kort (1835 – 1869) maar spectaculair als weinig andere. Ze is het enig kind van jonkvrouw Henriëtte van Capellen en de diplomaat en suikerhandelaar Philippe Tinne. Hij sterft in 1844 als Alexine 8 jaar oud is maar laat zijn vrouw en dochter een enorm vermogen na waardoor ze de rest van hun leven kunnen doen wat ze willen. In een programma aan haar gewijd wordt Alexine omschreven als een soort Paris Hilton van haar tijd.


Haar moeder Henriëtte was een hofdame van koningin Sophie die introducties voor haar schreef zodat ze overal in de high society van Europa entree had.


Alexine valt in Den Haag al op door haar vrijgevochten gedrag: ze draagt hoeden en jurken die ze zelf ontwerpt, ze rijdt woest te paard door de Haagse lanen en is gek op reizen. Als moeder en dochter de meeste Europese landen gezien hebben, besluiten ze in 1855 spontaan in Triëst aan boord te stappen van een boot naar Egypte. In Cairo logeren ze in het dure Shepheard’s Hotel waar ze vele westerse avonturiers en ontdekkingsreizigers ontmoeten. Alexine raakt volledig in de ban van de Arabische wereld: ze begint de taal te leren en probeert zich de cultuur eigen te maken. Ze bezoeken de piramiden en de plaatsen Gizeh en Luxor (“een allerliefst dorpje”) en trekken door de woestijn om de Rode Zee te zien. Hun tocht over de Nijl is comfortabel. Henriëtte schrijft: “De boot waarmee wij varen wordt een dahabieja genoemd. Deze is zeer gerieflijk. Er is een salon en er zijn vijf slaaphutten die zindelijk zijn.” Alexine komt dan op het idee om zelf ook eens een expeditie te ondernemen, bij voorkeur naar de oorsprong van de Nijl, een plek die vele ontdekkingsreizigers zagen als het geheimzinnige maar ultieme reisdoel. Ter voorbereiding daarop huren ze in 1861 een petit palais in Cairo om de reis richting Khartoem (Soedan) 3000 km zuidelijker, voor te bereiden, het punt waar de Witte en de Blauwe Nijl samenvloeien.


In 1862 vertrekken moeder en dochter, ondanks het verzoek van koningin Sophie om niet aan zo’n gevaarlijke reis te beginnen, naar Khartoem. De expeditie omvat uit 3 boten, 750 (!) bedienden en soldaten, 5 honden, 32 kisten met meubelen, tapijten, bestek, schilderijen, boeken en spiegels uit hun Haagse huis en een groot ijzeren ledikant. Bij de eerste grote stroomversnelling wordt alles overgeladen op 102 kamelen en daarna wordt alles weer overgeladen en wordt de reis per boot voortgezet. Waar nodig worden onderweg nog wat slaven gekocht.


De 5 honden worden ieder op een eigen kameel vervoerd. Vanuit Khartoem wordt in 1863 een nieuwe reis gepland, samen met de Duitse zoöloog Von Heuglin en de arts Steudner, de Witte Nijl op met 5 schepen. Maar er volgt tegenslag: één schip wordt gesaboteerd, de rivier is moeilijk bevaarbaar, er breken ziektes uit en er dreigt muiterij. Ook de dames voelen zich niet goed, hoewel dat volgens moeder Henriëtte niet aan de wijze van vervoer ligt: “Alexandrine heeft een draagbed met een baldakijn om de zon tegen te houden en met een matras zodat ze heel comfortabel kan rusten en vaak een verfrissend slaapje doet. Ik heb een stoel. We worden elk gedragen door 4 negers. We hebben er elk 12, zodat ze om beurten kunnen uitrusten. We hebben nu 120 negers voor onze persoonlijke bagage.” De dames vertragen het tempo van de expeditie sterk doordat ze elke morgen uren bezig zijn hun toilet te maken. Daardoor kon pas tegen de middag van start worden gegaan, juist op het warmste moment van de dag.

Zo komen ze op een dag aan in de zariba (omheinde plaats) van de slavenhandelaar Biselli, waar ze door de regentijd niet meer weg kunnen. Biselli laat hun grof geld betalen voor alles wat ze nodig hebben. Door ziektes en ondervoeding sterven bijna alle last- en rijdieren. Ook moeder Henriëtte wordt ziek en komt te overlijden aan cholera en dysenterie, evenals twee kameniers. Alexine keert na de regentijd terug naar Khartoem met drie lijkkisten. Ook haar tante Adriana, een zuster van haar moeder die ook mee is, overlijdt.

Intussen is het in West-Europa alom bekend geworden dat deze Haagse dame op avontuur is in Afrika. Ze is zo beroemd dat er zelfs reclame met haar portret gemaakt wordt voor het cacaomerk Suchard. Leuk is daarbij dat er zelfs een kaartje met de Blauwe en de Witte Nijl in de advertentie is opgenomen. Dit bewijst wel dat de expeditie zeer tot de verbeelding spreekt.


Alexine keert terug naar Cairo maar raakt door de gebeurtenissen in een depressie. Haar drang om te reizen heeft aan vier mensen het leven gekost. Ze laat de vier lichamen in tinnen kisten leggen om ze in Nederland te kunnen begraven. Zelf wil ze niet meer terug naar Europa en ze begint te leven en zich te kleden als een Arabische vrouw, compleet met gezichtssluier. Als ze wat is opgeknapt, huurt ze een stoomjacht waarmee ze tochten over de Middellandse Zee maakt. Maar ze blijft onrustig en verlangt steeds weer naar nieuwe prikkels. Zij is niet bang voor gevaar of om te sterven. Ze schrijft aan haar halfbroer John: “Ik heb nooit het geluk begrepen van heel oud te worden. Ik heb dat altijd triestig gevonden – zelfs onder de gelukkigste omstandigheden – en ik vind niets angstwekkends in de gedachte vrolijk en dapper mijn einde te vinden door een geweerschot of een messteek, in plaats van een saai leven verder te slepen…”

In 1869 zet ze een expeditie op naar de Toearegs in Libië nadat ze in de ban is geraakt van de wild-romantische verhalen die over hen de ronde doen. Ze wordt van verschillende kanten gewaarschuwd maar zet toch door. Ze ontmoet inderdaad in Ghat in zuidwest Libië een Toearegvorst en zijn honderden krijgers waar ze diep van onder de indruk is. Ze schrijft: “Als zij zo, in volle glorie, naar Europa zouden komen, ben ik er zeker van, dat het hart van menig meisje sneller zou slaan voor de knappe Toearegs, barbaren als zij zijn, en menig jongeling zou zich bij hen aan willen sluiten.” (Een waarneming die, met enige nuancering, 150 jaar later maar al te waar blijkt te zijn! jt)

Maar ook dan blijkt de werkelijkheid veel wreder te zijn. Als snel doet het gerucht de ronde dat een Europese prinses met kisten vol goud door de woestijn trekt. Als er ruzie ontstaat in haar kamp gaat ze naar buiten en wordt ze overvallen door twee Toearegs die met hun zwaarden op haar inhakken en haar doden. Waarschijnlijk wilden ze de karavaan beroven. De moordenaars zijn nooit gevonden.

Alexine Tinne was niet alleen een avonturierster maar was ook een talentvolle schilder en fotograaf. Dat laatste is heel bijzonder omdat pas in 1837 Daguerre de eerste foto’s maakte. Het was een ingewikkeld procedé om foto’s te ontwikkelen en af te drukken, zeker in de primitieve Afrikaanse omstandigheden. Toch zijn er veel prachtige foto’s van Alexine Tinne bewaard.

John Tolsma

Lit.
M.Janssen – Avonturen in stijl Afrika 1861-1869 , Historisch Nieuwsblad dec. 2015
K. de Bruin – Ondernemende Freule, Haagsche dames in Afrika, www.vpro.nl



Centrum Philatelisten Vereniging Groningen Emmastraat 5
9722 EW Groningen
Tel: 050 - 525 96 10 info@philatelist.nl