De achterkant van een postzegel als motiefverzameling? De achterkant van een postzegel als motiefverzameling? In de Grunopost hebben we wel vaker aandacht besteed aan het motiefverzamelen. Er zijn veel onderwerpen om te verzamelen: vogels, vlinders, treinen, schepen enz. eigenlijk teveel om op te noemen. Maar wist u dat ook de achterkant van een postzegel soms kan worden gebruikt voor een motiefverzameling? Ja zeker,dit komt voor. Of deze wijze van verzamelen ook tentoonstellingswaardig is, weet ik trouwens niet. Maar leest u verder en bepaalt u zelf uw oordeel. In 1915 werd Letland bezet door de Duitsers. Overigens had op het moment van deze bezetting het land nog niet de naam Letland. Het gebied heette destijds nog Kurland en Lijfland. Echter, de honger van Duitsland naar uitbreiding van haar grondgebied kende geen grenzen. Het gevolg van deze expansiedrang was de bezetting en inlijving van gebieden van andere landen en volkeren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was dit een belangrijk doel voor de Duitsers. Voordat een nieuw gebied werd geannexeerd was het nodig om zeer gedetailleerde stafkaarten van deze gebieden te maken. De bezetter wilde niet onbeslagen ten ijs komen met als gevolg dat er kaarten werden gemaakt waar vrijwel alles op stond wat maar enigszins van belang kon zijn bij de inname van deze gebieden. Afb 1: Deel van een stafkaart In november 1918 gebeurde er iets heel bijzonders. De Eerste Wereldoorlog was afgelopen en de Baltische Staten kregen hun vrijheid in een volkomen gewijzigde situatie. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis werd Letland een onafhankelijke en zelfstandige staat. En één van de dingen die bij die status behoren is het uitgeven van eigen postzegels. Na de Eerste Wereldoorlog heerste er echter een zeer grote papierschaarste, dus ook in het nieuwe en jonge Letland. Goede raad was in dit geval niet duur. Er waren vele Duitse stafkaarten achtergebleven in het Letse gebied en dus werd dankbaar gebruik gemaakt van deze zogenaamde “Generalsstabkarten”. Op de achterkant van deze kaarten werd de eerste postzegel van Letland gedrukt en uitgegeven op 18 december 1918. Deze zegel met een frankeerwaarde van 5 kapeikas werd zowel ongetand als getand (lijntanding 11) uitgegeven. De achterkant van de zegel toont een deel van een stafkaart. Omdat de kaarten niet op precies de zelfde manier werden neergelegd tijdens het drukken ziet men altijd een verschillende achterkant van een vel met zegels. Ook al is eenzelfde kaart gebruikt om postzegels op te drukken, (als hier meer dan 1 exemplaar van bestond), dan lopen de snij- en tandinglijnen vrijwel altijd over andere gegevens van de kaart.
Op afbeelding 3a en 3b ziet u zegel 1 ongetand en op afbeelding 4a en b zegel 2. Hier is ook zeer duidelijk te zien hoe uiteenlopend het kaartmotief kan zijn. Toen er kort daarna toch weer papier in de handel kwam, verschenen er nieuwe uitgiften op andere papiersoorten. Op 8 januari 1919 werd dik schrijfpapier gebruikt. Deze zegels zijn te herkennen aan de blauwe horizontale schrijflijnen op de achterkant. Afb 5: Blauwe horizontale lijnen In 1920 was er opnieuw papierschaarste. Er waren toen geen stafkaarten meer beschikbaar maar dat was geen probleem. Als papier, om de zegels op te drukken, werd nu gekozen voor de Russische bankbiljetten van tien roebel die waren ingesteld door de arbeiders- en soldatenraden, een soort volksregering, in Riga.
Afb 5f: Achterzijde van een bankbiljet De achterkant van deze zegels is daarom ook vrijwel altijd verschillend. Ook hier geldt weer dat, toen de biljetten werden bedrukt, ze niet altijd op dezelfde manier in de drukpers werden gelegd. Dit blijkt ook wel uit de figuratie op de achterkant. Een compleet bankbiljet (afb. 6) heb ik nog nooit in het echt gezien maar gelukkig zijn er wel enkele bekend. Afb 6: Een compleet bankbiljet bedrukt met postzegels Vallen deze zegels nu onder een “motiefverzameling”? Voor mij in ieder geval wel. De kunst bij deze zegels is: kan ik een bankbiljet reconstrueren of een (gedeelte van) een stafkaart? Een bankbiljet is al heel moeilijk en een stafkaart lijkt mij haast onmogelijk. Hoeveel zegels van de eerste emissie moet je dan wel niet hebben? Er is dus sprake van een plaatreconstructie zoals in de klassieke filatelie maar dan niet van de voorkant maar van de achterkant van de zegels. Was papier niet altijd voorradig, lijm waarschijnlijk ook niet. Na de Tweede Wereldoorlog werden in Thüringen door de geallieerde bezetting postzegels uitgegeven op verschillende papiersoorten die niet van een gewone lijmlaag werden voorzien. Van de serie uit 1945/1946 is dan ook bekend dat er twee soorten gom zijn gebruikt: er zijn zegels met de achterkant volledig gegomd en gedeeltelijk gegomd met rondjes gom, de zogeheten “Spargummi”. Gerrit van der Molen |
Centrum Philatelisten Vereniging Groningen Emmastraat 5 9722 EW Groningen Tel: 050 - 525 96 10 info@philatelist.nl |